Pedagogische visie
Mijn pedagogische visie is gebaseerd op een aantal hoofdlijnen:
1. Ik werk vanuit een kindgerichte visie. Ieder kind is uniek, heeft zijn eigen behoeften en ontwikkelt zich in een eigen tempo. De opvang is gericht op het individuele kind, maar ook op de groep. We zijn een groep en zorgen voor elkaar.
2. Ieder kind heeft het recht om zich in zijn/haar eigen tempo te ontwikkelen. Regelmatige afstemming met de ouders over de kinderen vind ik erg belangrijk. De kleinschaligheid biedt een prima mogelijkheid om niet alleen de kinderen maar ook de ouders goed te leren kennen. Tijdens het brengen en halen maak ik hier ook tijd voor.
3. Ik vind het voor alle kinderen belangrijk om zelfvertrouwen te ontwikkelen en de zelfredzaamheid te stimuleren. Daarin heb ik een begeleidende, verzorgende en ontwikkelende taak. Ik speel in op de ontwikkeling van het kind en stimuleer de kinderen om dingen zelf te proberen en elkaar te helpen.
4. De binnen de opvang geldende regels en richtlijnen zijn voor alle kinderen van toepassing.
5. Ik werk met een vaste dagindeling. In de schoolvakanties gaan we weleens op uitstapje en dan verloopt de dag soms anders. Bij mooi weer kan het ook dat we lekker buiten eten. U kunt het vergelijken met thuis, de ene dag is de ander niet! Voor de allerkleinsten houd ik zoveel mogelijk het schema aan wat zij van thuis gewend zijn. Ik zorg in de middag dat de kinderen die nog slapen hun bedje ingaan. Voor de oudere kinderen die niet meer slapen zorg ik voor een rustige activiteit, voor de een betekent dat tekenen of kleuren en een ander wil graag even op de bank naar een leuk filmpje kijken of gezellig op de bank naar een mooi verhaal luisteren.
6. Ik werk vanuit duidelijkheid en heldere regels. Op deze manier herkennen de kinderen bepaalde gewoontes en regels en weten ze waar ze aan toe zijn. Ondanks deze regels houdt opvoeden ook altijd in; ‘flexibel en met gezond verstand werken’. Als iets voor het ene kind goed is, hoeft dat voor het andere kind niet zo te zijn.
Het pedagogisch beleid geeft aan welke uitgangspunten en werkwijze ik hanteer bij de omgang, verzorging en opvoeding van de kinderen. Het biedt steun bij het dagelijkse werk en geeft huidige en toekomstige ouders inzicht in de wijze van werken bij de opvang die ik bied. Regelmatig volg ik workshops/cursussen om op de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkelingen m.b.t. de begeleiding van kinderen.
De invulling van de opvang is gebaseerd op vier opvoedingsdoelen, zoals geformuleerd door Professor Marianne Riksen-Walraven. Deze doelen geven aan wat een kind in de eerste jaren nodig heeft voor zijn of haar welzijn en ontwikkeling en maken onderdeel uit van de Wet Kinderopvang.
De pedagogische opvoedingsdoelen:
1. het bieden van mogelijkheden voor het ontwikkelen van persoonlijke competenties;
2. socialisatie en het eigen maken van waarden en normen;
3. het bieden van een gevoel van fysieke en emotionele veiligheid;
4. het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties.
Samen vormen deze doelen de basis voor de kwaliteit van de opvoeding en de opvang.
1. het bieden van mogelijkheden voor het ontwikkelen van persoonlijke competenties
Zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit (veerkracht) en creativiteit. Een aantal vaardigheden die je kinderen kunt aanleren bij het ontwikkelen van hun persoonlijke competenties en die kinderen in staat stellen om allerlei typen problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden. Deze ontwikkeling vindt plaats in het hoofd (cognitief – kennis), het hart (sociaal-emotioneel) en het lichaam (motorisch en zintuigen). Belangrijke onderdelen van de persoonlijke competenties zijn:
Zelfredzaamheid
‘Zelf doen!’ Kinderen zijn echte onderzoekers. Ze hebben de drang om uitdagingen op te zoeken en dingen zelf te willen doen. Zo ontwikkelen kinderen spelenderwijs en met vallen en opstaan. Ze leren waar ze goed in zijn en waar ze minder goed in zijn. En daar wil ik ze graag in ondersteunen:
• zelf de eigen jas ophangen;
• zelf leren schoenen aan te doen;
• zelf speelgoed kiezen;
• zelf speelgoed opruimen;
• zelf aan- en uitkleden;
De zelfredzaamheid wordt vergroot door kinderen zelf te laten proberen, maar ik help ze als het niet lukt. Dit kun je doen door het voor te doen, aanwijzingen te geven of iets aan te reiken.
Positieve aandacht
,,Wauw, dat heb je goed gedaan!” Positieve aandacht vergroot het zelfvertrouwen en de eigenwaarde van kinderen. Hoe je een kind complimenten geeft heeft hier invloed op. Positieve aandacht geven doe je door bewust en gericht met het kind bezig te zijn. Andere klusjes wachten dan even:
• samen een activiteit doen (interactief voorlezen, knutselen, tijdens het verschonen);
• praten met een kind over zijn of haar gevoelens, over de belevingswereld van het kind (bijvoorbeeld: ‘wat heb je gezien op de kinderboerderij?’);
• knuffelen
Respect
De ene keer stimuleer ik de kinderen om iets zelf te doen. De andere keer begeleid ik ze in hun spel. Zo krijgen kinderen de vrijheid om hun eigen mogelijkheden te ontdekken en zich verder te ontplooien. Ik behandel ze met respect, neem ze serieus. Zo leren ze ook respect voor anderen te hebben. Kinderen groeien hier van jongs af aan met verschillende (culturele) achtergronden op.
Eigen wil
,,Nee!” Een jong kind ontdekt dat het een eigen wil heeft en dat het zijn of haar omgeving kan beïnvloeden. Ik respecteer deze eigen wil. Kinderen geven met hun wil richting aan hun leven. Wanneer een kind in de koppigheidsfase zit wordt er soms veel geduld gevraagd. Ik respecteer de wil van het kind en leid deze in goede banen. Krijgt het kind toch een driftbui? Dan wacht ik tot het kind weer rustig is. Ik stel het gerust en sta stil bij wat er gebeurd is. Soms is een driftbui te voorkomen door het kind voor te bereiden, een stukje duidelijkheid te geven, om wat komen gaat: ’je kunt nog even spelen, daarna gaan we opruimen’.
Zelfstandigheid
Oudere kinderen kunnen en mogen natuurlijk steeds meer zelf. Ik bied ze zoveel mogelijk zelfstandigheid. Ik laat ze eerst zelf dingen uitvinden en neem het niet gelijk over als iets niet lukt. Ik kijk naar de kinderen wat ze denken al te kunnen en bevestig het vertrouwen in ze. Ik laat merken dat ze gewaardeerd worden en dat hun prestaties gezien worden,
Praktische voorbeelden wat ze zelf kunnen proberen:
• eigen spullen in de tas doen of uit de tas te halen;
• zelf proberen de moeilijke puzzel te maken;
• betrekken bij de verzorging van jongere kinderen.
Voor alles geldt: ervoor zorgen dat ze zich op hun gemak voelen. Ieder kind ontwikkelt zich in een eigen tempo. Ik hou rekening met de ontwikkelingsfase van het kind, speel in op wat het kind kan en wil. Naast lichamelijke en persoonlijke verzorging van kinderen zijn veiligheid en geborgenheid de basis voor het zelfvertrouwen van kinderen en is uitdaging de basis voor zelfstandigheid. Bij het aanbieden van activiteiten en materialen wordt rekening gehouden met de verschillende leeftijden maar ook met de ontwikkelingsfase waarin het kind zit. De nadruk ligt op belonen en niet op straffen.
2. socialisatie en het eigen maken van waarden en normen
Kinderen moeten de kans krijgen om zich de waarden en normen, de cultuur etc. eigen te maken van de samenleving waarvan zij deel uit maken. Hierbij heb ik een voorbeeldrol. Een kind wordt gevormd door de omgang met volwassenen en andere kinderen. Kinderen leren waarden en normen in de relatie, communicatie en interactie tussen kinderen onderling en tussen kinderen en volwassenen. Waarden geven uitdrukking aan de betekenis die mensen hechten aan bepaalde gedragingen of gebeurtenissen. Het zijn ideeën of opvattingen die aangeven hoe belangrijk mensen iets vinden. Doordat ik de kinderen een gedeelte van de week verzorg draag ik mede de verantwoordelijkheid over de waarden en normen die overeenkomen met die van de ouders. Het is dan ook van belang dat we communiceren over wat de wensen zijn in de opvoeding en voedingsmomenten, omgang en regels met betrekking tot elkaar en de kinderen.
Kinderen leren spelenderwijs om op een respectabele manier met elkaar om te gaan. In mijn handelen en houding breng ik waarden en normen over op de kinderen. In praktijk zal ik
- kinderen leren respect te hebben voor elkaar. Respect dwing je niet af maar laat je zien in de omgang met elkaar. Lief zijn voor elkaar;
- kinderen accepteren zoals ze zijn. Ieder kind is uniek en daardoor verschillend (gesloten, druk, verlegen);
- kinderen op hun gemak stellen. Dit geeft kinderen een gevoel van veiligheid, vertrouwen en geborgenheid wat van belang is voor hun ontwikkeling;
- kinderen de ruimte geven om zich te ontplooien (emotioneel, creatief, motorisch, cognitief).
- het kind op een positieve manier stimuleren door complimentjes en uitleg te geven over zijn gedrag.
- structuur bieden aan het kind via een vaste dagindeling en het stellen van regels en grenzen.
Dit biedt kinderen veiligheid, zodat ze weten waar ze aan toe.
3. het bieden van een gevoel van fysieke en emotionele veiligheid
Om zich optimaal te kunnen ontwikkelen, is het belangrijk dat een kind zich veilig en geborgen voelt en voelt dat hij/zij er mag zijn. De kinderen worden elke morgen enthousiast begroet zodat zij het gevoel krijgen welkom te zijn. Dat is de basis voor een goede persoonlijkheidsontwikkeling. Opvang bij ons thuis moet het kind een huiselijke sfeer met geborgenheid, veiligheid en vertrouwen bieden. Het kind moet voldoende aandacht en warmte krijgen. Er moet ruimte zijn voor individueel contact met het kind en de eigenheid van het kind moet gerespecteerd worden. Het is belangrijk dat ik een vertrouwensrelatie met de kinderen opbouw. Ouders zijn de primaire opvoeders van hun kind, maar ik deel de opvoedingsverantwoordelijkheden met hen. Het is in het belang van het kind dat de communicatie tussen vraagouder en mij goed verloopt. Er is dan ook een wisselwerking met betrekking tot de ontwikkeling van het kind. Hieraan wordt op de volgende manier invulling gegeven:
- kinderen worden ’s morgens enthousiast door mij begroet;
- samen nemen we afscheid van de ouder;
- kinderen die moeite hebben met wennen, worden begeleid met veel duidelijkheid;
- tijdens de opvang zien zij altijd hetzelfde vaste gezicht(en);
- voorafgaand aan de opvang heeft er een kennismakingsgesprek plaatsgevonden en eventueel wenafspraken;
- omgang met (indien mogelijk) andere aanwezige kinderen wordt bekeken;
- Opvang wordt geboden in een huiselijke sfeer;
- Uitwisseling/overdracht van informatie van de opvang tussen ouder en gastouder. Ik maak hierom dan ook gebruik van een heen-en-weerschrift, waarin de ouders alle belangrijke gegevens van het kind noteren en via een dagprogramma vermeld kan worden hoe de dag is verlopen en/of er bijzonderheden zijn geweest.
Een kind dat zich niet veilig voelt en/of verdrietig is zal een plekje uitzoeken om zich af te zonderen. Hier hou ik rekening mee. Door de signalen van een kind goed op te pakken en hier op de juiste manier op te reageren. Ik zie je, ik begrijp je, ik ben er voor je. Dit wordt sensitieve responsiviteit genoemd. Kinderen krijgen hierdoor meer zelfvertrouwen en kunnen een band met je opbouwen. Het leren opbouwen van een band (hechting) is bepalend voor de relaties in het verdere leven. Een goede hechting zorgt voor een betere ontwikkeling. Zo leren ze dat ze je kunnen bereiken met hun gedrag. Dat ze troost en veiligheid bij je kunnen vinden. Op deze manier ontwikkelen kinderen hun eigenwaarde, zelfvertrouwen en het vertrouwen in een ander.
Lichamelijk contact
Lichamelijk contact is belangrijk voor een gevoel van geborgenheid. Ik knuffel met de kinderen. Geef ze de ruimte om emoties te ervaren en te uiten dus lach met ze mee en troost ze. Ik herken hun emoties en help ze hun emoties te herkennen door erover te praten.
4. het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties
Het aanleren van sociaal gedrag is essentieel voor kinderen om zich staande te kunnen houden in de samenleving. Voorwaarde hiervoor is dat een kind zich kan verplaatsen in de ander. Samen spelen en werken, naar elkaar luisteren, delen, om de beurt doen, een ander kindje iets geven, helpen, troosten, knuffelen en een complimentje geven. Het zijn voorbeelden van sociale vaardigheden. Leren omgaan met andere kinderen en volwassenen, leren van anderen. Dat is sociale ontwikkeling. In de omgang met leeftijdsgenootjes leert het kind de uitwerking van zijn gedrag op andere mensen kennen. Hierdoor leert het kind inzicht te krijgen in zijn eigen gevoelens. Ook leert het kind al vroeg de betekenis van troosten, helpen, rekening houden met anderen en omgaan met conflicten. Het waarnemen van gevoelens van kinderen is belangrijk. Vanuit een pedagogische visie wordt het positief benaderen van kinderen gestimuleerd.
Wanneer er meerdere kinderen zijn kunnen zij met elkaar belangrijke vriendschapsrelaties
ontwikkelen. Dit geldt zowel tussen kinderen van dezelfde leeftijd als tussen oudere en jongere kinderen. Peuters spelen nog veel naast elkaar. Door het contact met anderen leren ze zich te verplaatsen in de ander, maar ook om samen oplossingen te zoeken voor problemen.
Ik probeer een actieve rol te spelen in de interactie tussen kinderen door:
• kinderen op elkaar te richten;
• kinderen te vragen andere kinderen te helpen;
• kinderen gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor iets;
• kinderen te begeleiden in de interactie;
• mij juist terughoudend op te stellen.
Door te zorgen dat kinderen elkaar helpen en troosten als dat nodig is vergroot je de saamhorigheid en het wij-gevoel. We praten samen over meegemaakte gebeurtenissen. Kinderen leren daardoor van elkaar, delen ervaring en misschien wel het belangrijkste: ze hebben samen plezier! Door met kinderen te praten over hun gevoelens en die van anderen, wordt het vermogen om zich in anderen te kunnen verplaatsen vergroot. De ene persoon past beter bij de één dan bij de ander. Ik zorg voor een goed klimaat voor samenwerking tussen mij en de kinderen en tussen de kinderen onderling. Ik probeer duidelijk uit te leggen waarom bepaalde gedragingen niet kunnen maar ook hoe je situaties moet oplossen. Zelf het goede voorbeeld geven is hierbij erg belangrijk.
Socialisatie en het eigen maken van waarden en normen
Wat mag wel en wat mag niet? Hoe wil ik dat de gastkinderen zich gedragen? Kinderen moeten zich de waarden en normen eigen maken van de samenleving waarin ze deel uitmaken. Opgroeien tot mensen die wat voor elkaar over hebben, die trouw zijn aan een gegeven woord: dat is wat we graag willen.
Communicatie met ouders
Het is belangrijk dat we regelmatig overleggen, zodat we zoveel mogelijk op één lijn zitten.
Voorbeelden van regels zijn: op je beurt wachten, niet door elkaar praten en aan tafel zitten tijdens het eten. En daarbij ook respect voor natuur en milieu. Regels als: afval niet op straat gooien, zuinig omgaan met water en energie en planten niet vertrappen zijn hier voorbeelden van. Regels toepassen bereik ik door structuur te bieden en grenzen te stellen op een consequente, doortastende manier. Mijn rol is een voorbeeldrol om te laten zien wat de normen en waarden zijn.
Ruzies en conflicten
Met plezier spelen staat voorop bij spel en activiteiten. Toch ontkom je er niet aan dat tussen spelende kinderen soms conflicten ontstaan. Dat hoort er nu eenmaal bij. Kinderen leren hierdoor hoe ze kunnen omgaan met de belangen van andere kinderen. Ik grijp daarom bij peuters vanaf drie jaar niet altijd direct in. Ik geef ze de kans om zelf het conflict op te lossen. Ik hou het in de gaten en grijp in als de strijd ongelijk is. Een kind mag boos zijn. Ik leer kinderen dat ze hun boosheid en verdriet kunnen uiten op een manier die niet pijnlijk is voor anderen.
Het kan ook voorkomen dat een kind jaloers is op de aandacht voor, of het speelgoed van een ander kind. Belangrijk is dat een kind leert om te delen. In de praktijk probeer ik dit probleem op te lossen door gerichte individuele aandacht te geven en duidelijke afspraken te maken over het delen van speelgoed. Kinderen moeten af en toe ook de gelegenheid krijgen om alleen met iets te spelen, zonder dit te hoeven delen.
Positief benaderen
Verstoort een kind het plezier van een ander? Of brengt het de eigen veiligheid of die van anderen in gevaar? Dan gedraagt het zich ongewenst. Door middel van een positieve benadering en dus zonder dreiging, probeer ik het ongewenste gedrag om te buigen naar positief gedrag. Ik ben een voorstander van positief opvoeden. Belonen en aandacht geven als een kind het goed doet is hierbij heel belangrijk. Ben ik blij met bepaald gedrag? Dan leg ik uit waarom, zodat ook de andere kinderen dit begrijpen. ‘Wat fijn dat je me helpt met opruimen.’
Keur ik iets af? Dan leg ik duidelijk uit waarom iets niet mag en direct na het vertoonde gedrag..
Ik loop naar het kind toe om te corrigeren, kijk hem of haar aan op kindhoogte en leg uit waarom iets niet mag. Soms helpt een time-out daarbij. Ik zet het kind even apart, in dezelfde ruimte (bijvoorbeeld aan tafel). Ik hou het kind wel in de gaten en maak het natuurlijk ook altijd weer goed. Bijvoorbeeld met een knuffel of te benoemen wat het kind juist wel goed doet. Hiermee herstel je de veilige band. Bij jonge kinderen is afleiden of negeren vaak de beste manier. Het gedrag wordt afgekeurd en niet het kind zelf. Op deze manier houdt het een positief zelfbeeld.